Boekentaalgebruik

Dit artikel is geschreven voor school en is zodoende in plagiaatdatabases terechtgekomen. Als je gaat plagiëren, verander dan ten minste de verwoording.

Na het vergelijken van fragmenten van meerdere boeken werd mij al snel duidelijk dat elke schrijver zo zijn eigen stijl heeft, alhoewel er veel gemeenschappelijke stijlmiddelen en elementen zijn, wat voor zo'n typisch "boektaalgebruik" zorgt, een manier van schrijven waardoor je direct weet dat dat wat je leest een boek is. Persoonlijk vind ik Stephen King een goed voorbeeld: veel lectuurschrijvers waar ik niet veel van gehoord heb lijken hem te imiteren. Wellicht imiteren ze elkaar allemaal. Wellicht gaat het per ongeluk, en is de huidige staat van boektaalgebruik het enige logische eindpunt van het ontwikkelen van schrijfstijl, een natuurlijk equilibrium van de lectuur. Nu was ik benieuwd hoe de schrijfstijl van mijn gelezen boek, "Hersenschimmen" door J. Bernlef, hiermee in vergelijking staat. In bijna alle literatuur komt enige mate van boektaalgebruik naar voren, maar in literatuur is er vaak een extra "laag" aan opvallend taalgebruik wat het net onderscheidt van typische fabriekslectuur.

Het verhaal van "Hersenschimmen" speelt zich volledig af in het hoofd van de hoofdpersoon, Maarten Klein. Het boek verlaat nooit het ik-perspectief, maar toch zitten er aparte stukken in het verhaal waar Maarten via zijn innerlijke monoloog vertelt alsof hij een auctoriale schrijver is: "... (onthoud dit nu goed, want zo kun je Vera veel verklaren)." (blz 49), een aparte gedachte, want wie spreekt nu tussen haakjes in zichzelf alsof hij een verhaal vertelt? Het is in ieder geval niet heel immersief.

Het innerlijke monoloog van Maarten wordt dus duidelijk omschreven. De schrijver maakt uitvoerig gebruik van verschil in zinslengtes om een leesritme te creëren, met als resultaat dat er zinnen van twee woorden of minder te vinden zijn. Een voorbeeld hiervan is "Baardharen. Ander woord voor baard. Snor, sik, knevel." (blz 34).

Soms praat hij ook hardop tegen zichzelf. Als hij dat door heeft, geeft hij zichzelf meteen op zijn kop. Een voorbeeld uit het verhaal: "Niet in jezelf praten. Tenminste niet als anderen je kunnen horen." (blz 34). Hieruit blijkt dat hij het abnormaal vindt om hardop tegen zichzelf te praten. Hij schaamt zich wellicht vanwege de geassocieerde stigma's van mentale onzuiverheid ervan. Dit denk ik, omdat uit het verhaal evident wordt dat Maarten niet toegeeft aan mentale zwakte: hij blijft volhouden dat het prima gaat.

Over het algemeen steken er een paar dingen uit: variabele zinslengtes kom je in deze mate niet echt tegen in het typische boektaalgebruik, en het innerlijke monoloog wordt vaak niet zo direct, laat staan vanuit het ik-perspectief zonder een voorafgaande "ik dacht", tot de lezer gebracht. Dit zijn dingen die "Hersenschimmen" onderscheiden van het boektaalgebruik, en dus van lectuur als een geheel.

In grote lijnen ben ik door het onderzoek erachter gekomen dat "stijlmiddelen" een deelverzameling is van "criteria voor literatuur". Zonder deze stijlmiddelen zouden de teksten zeer droge advertenties uit de jaren 50 zijn. Daarop toevoegend is dat er in de literatuur vaak excessief met zinslengtes en diepere beeldspraak wordt gespeelt. Literatuur gebruikt de stijlmiddelen daarnaast veel beter: er is afwisseling. Droge zinnen. Maar ook zinnen die lang en elegant zijn, hun taak om de lezer te verlekkeren niet aan het lot overlatend. Ook zijn zinnen in de literatuur minder vaak oppervlakkig subjectief: lectuur beschrijft dat een vrouw mooi is, terwijl literatuur beschrijft waarom.

2018-03-07, bewerkt 2019-03-18 in blog #literatuur #boektaalgebruik #stijlmiddelen