Proloog

De dagen vliegen voorbij, soms harder dan het sterrenstof dat ik vanuit het observatorium voorbij zie gaan. Doelloos, maar toch ook vastberaden zijn besloten pad te volgen. Ze zullen me vast net zo zien, maar ik niet. Mijn doel is niet te begrijpen. Niet door de saaien, in ieder geval. Het is alleen wel eenzaam. Al die jaren die ik hier nu al zit, gevangen in mijn eigen utopia, heb ik, kind van de sterrenhemel en meester van de kosmos, alles zelf gedaan. Je moet wel, als je alleen bent.


Willekeurige zaken zoals sociale contacten, sommige normen, andere waarden. Nu al zo'n 4 lichtjaar achter me. Zo zit ik hier nu te denken, In mijn comfortabele voertuig, dat zich om zijn beurt bevindt in een baan rond de zon van een ander stelsel. Het directoraat heeft nog een paar keer poging tot communicatie gedaan, maar veel zinnigs kwam er niet uit. Waar het op neerkwam: ze wilden een knappe kop als ik niet kwijt, en als ik van gedachte zou veranderen kon ik altijd in het Apeïs-laboratorium, planeet VI maan III, terecht.


Ik had er eerder nooit last van, maar zelfs de levenloze planeten lijken een speelmaatje te hebben, soms zelfs meerdere. Ik wil ook een maan, maar waar haal je die? Iemand die niet suf is? Ik kan moeilijk even teruggaan. Dan moet ik dus zelf een maan maken.

2018-05-11, bewerkt 2019-03-24 in verhalen